Otter aan de kust met een adderzeenaald (Entelurus aequoreus) als prooi
Foto: © Nic Davies
De otter (Lutra lutra) is een echte viseter. Dagelijks eet hij tien tot vijftien procent van zijn eigen lichaamsgewicht, wat neer komt op een tot anderhalve kilogram. De otter eet onder meer baars, blankvoorn, paling en snoek. Hij heeft daarbij een voorkeur voor kleinere vis. Deze zijn gemakkelijker te vangen, zeker in de nacht als zij rusten. Afhankelijk van het leefgebied verschalkt de otter ook Amerikaanse rivierkreeft, een pad, een kikker, een vogel of een klein ander zoogdier. Het dieet kan afhankelijk van het leefgebied sterk variëren. De otter is wat dat betreft een opportunist. Onze otter komt ook, langs rotskusten, in zee voor. Daar eet de otter bijvoorbeeld botervis of puitaal en soms krabben. Aan zee heeft de otter wel altijd zoetwater poelen nodig om het zoute water uit de pels te spoelen.
Een otter verliest veel warmte en daarmee energie tijdens het jagen op prooien in het water. In strenge winters leeft de otter op de grens van zijn energiebalans, de balans tussen de energie die het kost om aan voedsel te komen en de energie die dat oplevert.
Gelet op het grote leefgebied van een otter is hij in beginsel geen bedreiging voor de visstand. De otter leeft van de overvloed aan vis en houdt daarmee de visstand op peil en het ecosysteem als geheel in evenwicht.
Van prooiresten van de otter maken andere soorten graag gebruik.